Ariel Ramírez, geboren in Santa Fé in Argentinië in 1921, verspreidde vanaf het begin van de jaren vijftig van de 20e eeuw zijn kennis van en liefde voor de Argentijnse folkloremuziek. Hij componeerde toen al enige jaren, vooral pianostukken voor zichzelf, maar ook liederen. Zijn in Argentinië bekende La tristecita dateert van 1945.
In 1952 vertrok Ramírez, zonder geld of duidelijk plan, naar Europa om muzikale lezingen te geven en zelf verder kennis te maken met de Europese muziek. In kleine theaters, vaak bij universiteiten, liet hij de Argentijnse ritmes horen op piano, o.a. in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, geholpen door nieuwe vrienden die hem onderdak gaven. Toen hij in 1954 terugkeerde naar Argentinië wilde hij een religieus werk schrijven, dat hij op zou dragen aan zijn Europese vrienden, maar doordat hij steeds bekender werd in eigen land kwam dat er niet van. Tot in 1963 de mis in de volkstaal toegestaan werd door de katholieke kerk. Toen zette Ramírez zich aan de compositie van de Misa Criolla.
Misa Criolla en ander koorwerk
In 1964 brak Ramírez wereldwijd door met het verschijnen van de Philips-LP Misa Criolla (B-zijde de kerstcantate Navidad Nuestra), een mengeling van Argentijnse volksmuziek, Europese en Zuid-Amerikaanse instrumenten en de gangbare liturgie.
In 1967 kwam Ramírez, samen met andere Argentijnse musici, naar Europa. Na een TV optreden voor de Nederlandse KRO ging de tour naar Duitsland, waar de Misa Criolla en Navidad Nuestra (in maart!) de Europese première met Ramírez beleefde.
In 1965 componeerde Ramírez het nationalistisch getinte koorwerk Los Caudillos over de strijders voor de bevrijding van zuidelijk Zuid-Amerika. Het stuk voor koor en symfonieorkest vond in het buitenland geen gehoor, maar wordt in Argentinië nog wel een enkele keer uitgevoerd.
Tijdens de militaire dictatuur, omstreeks 1981, maakte hij zijn grote en indrukwekkende Misa por la Paz y la Justicia, de vredesmis, volgens Ramírez zelf zijn beste werk. Tot 2005 werd dit werk vrijwel alleen uitgevoerd met de maestro zelf aan de vleugel. De Europese première was in 1997 in Nederland (foto rechts Concertgebouw met tenor Javier Rodríguez). In 2007 publiceerde de Stichting Argentijnse Muziek voor het eerst de partituur en sindsdien wordt de mis, zeker in Nederland, vaker uitgevoerd. december Hattem 2016
Andere composities
Tijdens de tournee in Duitsland in 1967 werkte hij voor het eerst met de toen nog weinig bekende zangeres Mercedes Sosa. Er ontstond een intensieve vriendschap en in de jaren 60 en 70 componeerde hij speciaal voor haar stem twee liederencycli: Mujeres Argentinas (Argentijnse vrouwen, waaronder Alfonsina y el Mar en Juana Azurduy, hier met Javier Rodríguez) en Cantata Sudamericana (o.a. Es Sudamérica mi Voz).
Meer samenwerking
Ramírez’ belangrijkste tekstschrijver was historicus Félix Luna (Navidad Nuestra, Los Caudillos, Mujeres Argentinas, Cantata Sudamericána). Verder werkte hij met Miguel Brascó (Agua y Sol del Paraná, Santafesino de veras), Guiche Aizemberg ( Tríptico Mocoví, Los inundados), Jaime Dávalos ( El Paraná en una zamba) en eenmalig met de grote Atahualpa Yupanqui ( La Hermanita Perdida vanaf 2:50 min over de Islas Malvinas), waarbij Ramírez bij uitzondering de muziek schreef op een bestaande tekst.
Ramírez maakte nooit de koorarrangementen bij zijn werken, maar liet dat over aan dirigenten/arrangeurs. In de jaren 60 Pater Ségade, vanaf de jaren 80 Damián Sánchez, die de arrangementen van Misa Criolla en Navidad Nuestra aanpaste en die van de Misa por la Paz schreef.
Ramírez werkte met talloze uitvoerenden, maar met sommigen langdurig: Het folklorekwartet Los Fronterizos zong als eerste Misa Criolla, maar ook tientallen jaren veel losse liederen. Mercedes Sosa werd al genoemd. Tenor Zamba Quipildor was de vaste solist in de koorwerken in de jaren 70 en 80, Javier Rodríguez in de jaren 90 en 2000. Al deze solisten zongen ook de liederen van Ramírez.