De grootste bijdrage aan de erkenning van de tango als ‘klassieke’ muziekstijl is ongetwijfeld geleverd door Astor Piazzolla (1921-1992), de componist van het inmiddels in Nederland overbekende Adiós Nonino.
Vanaf 1930 speelde hij bandoneón. Al kort daarna werkte hij samen met tangocomponist en -zanger Carlos Gardel voor de film El día que me quieras. Zijn ouders vonden hem toen te jong om met Gardel op tournee te gaan, waardoor het noodlottige vliegtuigongeluk in Columbia hem bespaard bleef. Vanaf 1938 speelde Piazzolla ook in het beroemde orkest van Aníbal Troilo.
Volver, tango van Gardel en Le Pera, uitgevoerd door Aníbal Troilo en Astor Piazzolla
In de vijftiger jaren kreeg hij de kans om in Parijs te studeren. Hij gaf de beroemde muziekleermeester Nadia Boulanger wat van zijn composities van klassieke muziek, maar die vond ze niet origineel genoeg en zij kwam er achter waar echt zijn passie en kracht lag: de tango. Over de cruciale ontmoeting tussen Boulanger en Piazzolla is zelfs een toneelstuk geschreven. Vanaf dat moment richtte hij zich op de verdere ontwikkeling van de tango. Hij kreeg hiervoor aanvankelijk weinig waardering, ook niet in Argentinië.
In 1968 componeerde Piazzolla de tango-operette María de Buenos Aires met een libretto van Horacio Ferrer.
María de Buenos Aires fragmenten Victorian Opera, Melbourne 2020
Rond 1970 kwam de doorbraak met de Balada para un loco. Kort daarna opende het prestigieuze Teatro Colón zijn deuren voor Piazzolla en de tango, waarmee de tango definitief als klassieke muziekstijl erkend werd.
Balada para un loco door Astor Piazzolla en Roberto Goyeneche
Ballade voor een dwaas door Astori Amsterdam
Zijn laatste album Five Tango Sensations stond een jaar lang bovenaan de toptien van klassieke platen.
Libertango van Astor Piazzolla door Opus Cuatro
Adiós Nonino van en door Astor Piazzolla, 1981.
En vooruit… we doen nog één keer die van die traan: met Carel Kraayenhof
Terug naar tangopagina